ds. J.P. Paauwe (1872 - 1956) Zijn levenZijn predikingUitgavenInformatieEnglish
Zijn prediking » Overdenkingen » 10 februari

“Want Ik zeg u: Tenzij uw gerechtigheid overvloediger zij dan der schriftgeleerden en der farizeeën, dat gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins zult ingaan”.
(Mattheüs 5:20)

Onder het Koninkrijk der hemelen hebben wij niets anders te verstaan dan de staat van een mens, waarin hij geniet de gunst van God en geregeerd wordt door God. Deze staat kan men onderscheiden in twee trappen. Men spreekt over een staat der genade en een staat der heerlijkheid. De staat der genade is de geestelijke regering van God in het hart door het Woord en de Geest, zodat deze mens met Saulus van Tarsen heeft leren bidden: “Heere, wat wilt Gij, dat ik doen zal?” (Hand. 9:6). De staat der heerlijkheid is de genieting van de onmiddellijke gemeenschap van God (dus niet door het geloof) in Jezus Christus in de hemel. Het ingaan in het Koninkrijk der hemelen is het zalig worden.

Er zal dus geen sprake van zijn – zo is de bedoeling van de Heere Jezus Christus – dat ooit iemand in de hemel zal komen, die niet bekleed is met de gerechtigheid en versierd is met de Geest van Jezus Christus. Want, let wel, waar de gerechtigheid van Jezus Christus is, daar is ook Zijn Geest.

Wij zijn van mening dat wij minder ver van de farizeeën af staan dan men denkt. Wij zeggen dat het goed is om zich te zetten onder het geklank van Gods Getuigenis. Maar doen wij dat met opening van ons hart? Wij menen dat wij onze ouders moeten gehoorzamen. Maar brengen wij onze gehoorzaamheid in Jezus Christus, zoals de apostel Paulus zegt: “Gij kinderen, zijt uw ouders gehoorzaam in de Heere” (Ef. 6:1)? Wij zijn allen overtuigd dat ons wordt geboden om het aangezicht van God te zoeken. Maar verenigen wij deze werkzaamheid met het buigen van de knieën des harten? Ook ónze gerechtigheid is een uitwendige gerechtigheid. God wordt ook door ons niet gekend. En dan spreekt het wel vanzelf dat wij ook niet het rechte inzicht hebben in onszelf. Want kennis van God en zelfkennis zijn wel twee onderscheiden dingen, maar zij worden altijd samen gevonden. De Heere Jezus Christus is een onbekende God. Wie van ons kan verhalen hoe de Heere Jezus Christus hem is verschenen en wat deze verschijning in zijn hart en in zijn leven heeft teweeggebracht?

(Uit: Overdenkingen, 10 februari. Preek over Mattheüs 5:20, 7 september 1949 te Den Haag. Bundel 1951-’54, blz. 95-96.)